In deze lezing zal ik eerst bepalen wat ik onder "economie" versta. Lange tijd heb ik de economie begrepen als een eindeloze ontwikkeling, iets dat de filosofen de "slechte oneindigheid" noemen. Men vindt die opvatting al bij Aristoteles. Bij hem is economie (die hij chematistiek, geldgewin, noemt) in de Politica het gevolg van een grenzeloze begeerte. Ik heb twee redenen om daar aan te twijfelen. De eerste komt van Aristoteles zelf. Valt een "grenzeloze begeerte" wel te rijmen met wat hij verder, vooral in de Fysica, zegt over vermogen? Met name Heidegger heeft op magistrale wijze aangetoond dat kracht of vermogen bij Aristoteles altijd gepaard gaat met tegenkracht en zelfs afwezigheid van kracht en terughoudendheid met betrekking tot kracht. Antropologisch en ontologisch is "greed is good" onzin. Dit brengt mij bij mijn tweede reden, die ik al in 2012 (zie De poriën van de economie, Garant, 2016, pp. 111-112), naar aanleiding van de ecologische ommekeer in de economie, beschreven heb. Als een grenzeloze begeerte naar de (mede ecologische) dood leidt, bevindt het leven zich in het tussengebied van enigszins toegeven aan de begeerte en enigszins inhouden van de begeerte, tussen wat Freud het principe van plezier en dat van de realiteit genoemd heeft. Leven is in die zin "overleven", een leven dat uitgehouden wordt (en dus plezier verschaft) zolang we ons ook weten in te houden tot dat het op is (Derrida). Het feit dat de ecologische crisis een harde, onoverwinnelijke grens stelt aan onze begeerte is uiteraard niet vreemd aan mijn visie op een begrensde economie. In de economie is overigens altijd sprake geweest van constraints maar de inzet was juist die te overwinnen.

 

 

 

In het tweede deel van mijn lezing vraag ik mij af welke spiritualiteit bij dit overleven past. De inzet van mijn lezing is niet een of ander pleidooi voor een andere economie. Ik neem de economie zoals ze is en zoek binnen deze feitelijkheid naar de contouren van een mogelijke religieuze houding. Ik wil proberen het motief van het "noli me tangere", raak mij niet aan, uit Johannes, 20, 13-18 daartoe aan te wenden. Dat motief heeft een grootse iconografische traditie in het leven geroepen. Een paar tekeningen en schilderijen zullen getoond worden. Ik zal proberen om in navolging van Jean-Luc Nancy een interpretatie van dit motief te geven waarin het menselijke leven in zijn streven naar oneindigheid juist als eindig verschijnt. Dit leven staat in het teken van een definitief vertrek. De verrezen Jezus toont zich aan Maria Magdalena niet als een herboren Osiris of Dionysos die een nieuw leven elders begint maar die zijn blootstelling aan de dood met haar wil delen.